TWINTIGDUIZEND meisjes in Nederland weten het:
Buitenzorg, dat is een huis in Baarn.
Het is een bescheiden huis, ook al is het heel groot en
al behoort het tot de oudste huizen aan de Amsterdamse Straatweg.
De gevelsteen vertelt, dat het meer dan
honderdtwintig jaar geleden werd gebouwd.
Het gazon ziet eruit, alsof iedereen er gerust over mag
lopen. De oude beuken bezitten het terrein. Niemand wenst ze weg, omdat ze zon
of voedsel onttrekken aan een border.
Wie naar Buitenzorg gaat, zoekt tevergeefs naar een bel.
Je kunt zo-maar binnenlopen, door de openslaande
deuren van de eetzaal. En je kunt ook binnengaan door de hoofdingang, aan de
achterkant van het huis.
Daar sta je dan in de wit marmeren gang, en je zult er
allicht iemand ontmoeten.
Een van die ruim twintigduizend, een padvindster, in wier
wet staat, dat ze beleefd en voorkomend is.
Dat zal ze dan ook zeker zijn. En misschien komt mevrouw Schut, de direktrice
u tegemoet, wier meisjesnaam: Guichenon de
Chastillon, zo goed te rijmen valt met een huis als
Buitenzorg.
"Maar we wonen hier niet", zegt ze vrolijk, wij
wonen in het koetshuis !"
Het koetshuis, in een totaal andere stijl gebouwd, ligt
een eindje verder.
Maar het lijkt op het grote huis, want ook hier ontbreekt
de bel, en het is de hond, die uw bezoek bij de familie wel zal aankondigen.
Buitenzorg betekent iets in het Nederlandse Padvindsters
Gilde. Twaalf jaar geleden werd het huis gekocht, toen de prinsessen Beatrix en
Irene padvindster waren, een eigen huis voor al die meisjes. Ongeveer honderd
kunnen er worden ondergebracht in de grote kamers van de oude villa.
Er is een rode kamer en een blauwe kamer, een gele en een
groene. De deuren zijn in die kleur geschilderd in de witte gang. De kamers
zelf zijn wit, maar de dekens korresponderen met de
kleur van de deur, en de gordijnen ook.
"Hoe vindt u het?" vraagt mevrouw Schut, die
met altijd padvindsters herbergt, maar ook wel eens scholen of vermoeide
huismoeders.
"Haast te mooi", beken ik.
Dan lacht mevrouw Schut. Het is precies, war zij ook wel
eens zegt, vertelt ze. "En als je zelf wat ouder wordt, dan ben je
misschien te netjes", vindt zij, "dan wil je de parketvloeren altijd
mooi zien, en dan maak je je zorgen over een kras in
de verf."
Ook al woont de familie Schut in het koetshuis - de
eerste jaren hadden zij hun hamers in het grote huis, maar op de duur is dat
toch wel wat onrustig, met zoveel logees! - zowel meneer als mevrouw
hebben hier elk toch hun eigen domein.
Mevrouw Schut, die door alle padvindsters "
Guicha" genoemd wordt, heeft, naar zij vermoedt, het
kinderlijkste kantoor van alle kantoren in Nederland.
Het hangt vol fleurige vlaggetjes, poppetjes in alle
mogelijke klederdrachten en uniformen zijn er te vinden, speldjes en sjaals met
plattegronden en kaarten uit alle delen van de wereld, waar padvindsters zijn.
"En als soms een padvindster jaren later nog eens
hier komt", zegt de direktrice,
"dan zoekt ze dadelijk, of ik haar poppetje of speldje nog heb."
"Wie vindt u nu het prettigst om in het huis te
hebben?" vraag ik, "en komen er veel anderen, buiten de padvindsters
om?"
"De week-ends zijn altijd
voor het Gi1de ", legt mevrouw Schut uit, "en
het allerleukst zijn de trainingsdagen voor de leiding. Ik ben zelf
padvindster, en je hoort er helemaal bij... En dan de vakantieweken voor
huismoeders!
Dat is zulk enig werk! De scholen zijn vaak ook prettig,
maar niet alle docenten zijn eender... Lawaai kan me niet
schelen, van muziek heb ik nooit hinder, maar als de jongelui met bromfietsen
hier achter het huis gaan rijden, daar kan ik niet tegen." De grote
keuken, waar de fornuizen speciaal wat hoger zijn geplaatst vanwege de lengte
van de heer Schut, zijn in Buitenzorg onder het beheer van een prima kol
:. Grappig, als de vrouw het kantoor heeft en de man de keuken!
Wie met allebei te maken heeft gehad, is heel tevreden over deze gang van zaken.
"De enige moeilijkheid is ons personeel", zegt
mevrouw. "Als je een aardig meisje hebt, dat voldoet, dan gaat ze
"hogerop", en ze krijgt een kantoorbaantje of ze
gaat als winkeljuffrouw ergens werken. Meisjes van de huishoudschool, daarvoor komen
we niet in aanmerking omdat ons huis we1 eens enkele dagen niet gebruikt wordt.
En in heel drukke dagen hebben we veel vrijwilligsters, maar hier heb je
feitelijk een 'staf' nodig."
Op het grote terrein dat bij het huis hoort, staan nog
een paar huizen. Vlak achter het oude koetshuis is het Kabouterhuis. Een tehuis
voor de jongste leden van het Padvindstersgilde.
Dood-eenvoudig ingericht, doet
het werkelijk denken aan het huisje van de zeven dwergen, al staan er op de
zolder ook veel meer dan zeven bedjes klaar. Hier hoeft niemand grote zorgen te
hebben over verf of vloeren. Het is zo, dat de kabouters het zaakje zelf kunnen
onderhouden. De muren mogen behangen en beplakt worden met wat ze maken. De
wastafels en w.c.'s zijn wat
lager dan voor volwassenen.
Nog wat verder, en daar heb je een houten barak die als
"Blauwe vogelhuis" dienst doet. Blauwe vogels zijn ook padvindsters.
Meisjes, die lichamelijk of geestelijk gehandicapt zijn, maar die
ook hun opkomsten hebben - soms alleen maar schriftelijk - en net als de
anderen gaan kamperen.
Het huis is heel speciaal voor hen ingericht.
Gemakkelijke stoelen, rolstoelen en invalidewagens
zijn er. De toiletten en wasbakken zijn zo gemaakt, dat zij, die zichzelf
redden kan, er gebruik van kan maken. Er zijn geen drempels waar je over
struikelt. En er is een enorme open haard.
Bij Buitenzorg hoort een prachtig bos Tien jaar lang
hebben de padvindsters dat in huur gehad. Nu is 5 ha hun eigendom, maar zij
mogen in het omringende bos op sommige plaatsen ook kamperen.
Gloednieuw is het grote Openluchttheater, dat zonder
ceremonieel "alleen maar door te gaan zitten", geopend werd op de
Jubeldag van de Padvindsters op 23 mei. Toen bestond het Nederlandse
Padvindsters Gilde (N.P.G.) 45 jaar.
Voor die gelegenheid waren een
7500 padvindsters naar Baarn gekomen. En vanwege de
verjaardag namen ze 6500 cadeautjes mee... Kleine kistjes, gevuld met allerlei
aardig speelgoed, toilet- en schrijfgerei ten behoeve van de noodlijdende jeugd
op Sicilie en in Thailand.
De kleinste padvindstertjes torsten de grootste pakken
met "Jubel-kistjes". En het was een groot
moment, toen de RodeKruisauto wegreed met het
geschenk. De eerste etappe naar Sicilie!
Driemaal - want iedereen moest het toch immers
zien ! - werd in het Openluchttheater het spel van deze
feestdag opgevoerd. Speciaal voor het N.P.G.
geschreven door Guido Van Deth.
En doodstil, heel aandachtig héél ieder meisje, elke leidster en ook elke gast
van buiten de padvinderij naar het uitbeelden van de tien wetsartikelen voor
padvindsters.
Een padvindster is eerlijk. Een padvindster is trouw. Een
padvindster is hulpvaardig.
Een padvindster is vriendelijk voor ieder en een zuster
voor alle padvindsters.
Een padvindster is beleefd en voorkomend. Een padvindster
is goed voor planten en dieren. Een padvindster weet te gehoorzamen.
Een padvindster draagt teleurstellingen met opgewektheid.
Een padvindster is spaarzaam.
Een padvindster is rein in gedachten, woord en daad. Hoe
mooi, fleurig en geestig was dat spel, waarbij elke eigenschap door een
speciale kleur werd uitgebeeld. Gehoorzaamheid, dat was oranje.
Een kombinatie van eerlijkheid,
die geel was, en vriendelijkheid die rood was als het verwarmende vuur. Tien
eigenschappen, die als gekleurde ballen werden meegedragen door padvindsters.
Tien eigenschappen, die plotseling tot leven kwamen,
omdat de schrijver van het spel deze ballen had aangekleed als poppen.
Heel "Buitenzorg" leefde op de vijfenveertigste
verjaardag. Overal kampeerden kleine groepen en grotere afdelingen in het bos.
In het huis werden de gasten ontvangen.
En alle eigenschappen die een padvindster moet bezitten
kon ieder ondervinden die dag.
Er zijn veel huizen in Nederland. Veel vrouwen, die van
hun huis een werkelijk "thuis" wisten te maken. "Buitenzorg"
is zo'n huis. Het Nederlandse Padvindstersgilde
is zo'n vrouwelijke organisatie, dat ze dat kan.