EEN VROUW EN HAAR KLEINKIND (1964)

"O mevrouw, zo'n heerlijke jongen," zei de stem van mijn werkvrouw aan de telefoon. Ze had niet kunnen wachten tot overmorgen. Meteen al had ze me haar blijde nieuws moeten melden: ze had een kleinzoon.
"Ik heb hem op schoot gehad, en 't is precies onze Cor mevrouw. 't Was, alsof ik hem als klein kindje weer vasthield. Net zulke handjes, net zo'n kuiltje in z'n kin..."
Ik feliciteerde.
"U krijgt een kaartje, Cor is ze gaan bestellen, hij heeft me even op de brommer thuisgebracht," vertelde de werkvrouw.
"Ze krijgen een cadeautje," beloofde ik, "hoe heet de kleinzoon, mevrouw Visser?"
"Ronald. Ze noemen hem Ronnie," de stem van mevrouw Visser klonk een beetje onzeker. "Ik had wel graag gehad dat Cor z'n oudste naar zijn vader had genoemd, maar bij haar thuis hebben ze daar zeker op tegen. En voor mij blijft hij gelijk, mevrouw. Of het nu Ronald is of Huibertus. En Ronnie is toch wel een lieve naam."
"Jazeker," zei ik tegen mijn geweten in, want er zijn tegenwoordig zo erg veel Ronnie's en Yolanda's in de nieuwe buitenwijken waar Cor van mevrouw Visser woont in een flat waar ik alles van weet. Ik weet wat de t.v. kost en dat Cor - handige duvel! - de gepolitoerde tafel cadeau heeft weten te krijgen van de firma waar hij het toestel bestelde.

"Een meubel van zestig gulden", zei mijn werkvrouw. Ik weet van de wieg en van de wagen met het wagendekje waarover een hele familierel is geweest, want wie gaf die wagen nu? Beide a.s. grootmoeders hadden het aangeboden!

Het verschijnen van de kleinzoon, die hoe langer hoe meer op Cor ging lijken, was mij welkom. Inplaats van burenruzies en familievetes die mij vroeger uitvoerig werden meegedeeld, kreeg ik nu verhalen over Ronneke, zijn gewicht, zijn voeding. De eerste kiekjes die Cor met zijn nieuwe fototoestel maakte ("Honderd en vijftig gulden mevrouw, maar het is natuurlijk zo erg belangrijk en ze vinden het zo leuk voor later") werden mij getoond. Mijn werkvrouw is precies zo'n grootmoeder als alle andere grootmoeders. Haar eerste kleinkind is een even groot wonder als alle andere kleinkinderen.

Misschien bewondert en bemint zij haar Ronnie wat ongeremder dan mijn nichtje het haar eerste kleindochter doet, omdat ze nu eenmaal in alles ongeremder is, in de ruzies met de buren en de liefde tot de vroegere buren. Maar ik geniet van dat grootmoederschap, dat ik van zo nabij zie ontbloeien. Want mijn nichtje woont zo ver weg in Surrey in Engeland en haar kleinkind is een Engels kleinkind. "Maar wij," schrijft ze, " Fieneke en ik, wij spreken konsekwent Hollands met Liesbethje. En het is zo heerlijk dat we ook tussendoor met haar kunnen spelen en praten, want Fieneke heeft het boek van Spock en dan mag alles. Maar volgende week moet ik naar Londen voor een bril - heb jij al een bril zeg? - want het wandkleed dat ik voor Liesbethje maakte dat heeft de deur dicht gedaan, mijn ogen zijn beslist achteruit gegaan. Wanneer je Oma bent, kun je je wel een bril veroorloven, vind je niet?"

En na die mededeling volgt dan weer een loflied op het nieuwe mensenkind. "Fieneke belde me op uit de kraamkamer in het ziekenhuis, en ik hoorde Liesbeth huilen. Dat huilen van een pas-geboren baby, dat herinnerde ik me eigenlijk alleen van de eigen bevallingen. Je weet niet, wat dat is "je kleindochter te horen huilen!"

En ik stuurde mijn gelukwensen naar de jonge ouders en de jonge grootouders. Uit de verte leefde ik mee, en ik wist hoe de kleine Liesbeth in een Hollands garen truitje met een Hollandse pakluier om, in haar Engelse "cot" zou liggen, onder het wandkleed met de oude Hollandse versjes, waar haar grootmoeder nu definitief haar ogen op bedorven had. Wat bofte ik, toen ik op bezoek bij de Hollandse overgrootouders ter gelegenheid van een verjaardag, mijn nichtje en haar dochter ontmoette, die even over waren gekomen met het kleinkind. "En u moogt haar zien," zei de jonge moeder genereus en ze liep heel zachtjes voor me uit de trap op naar de logeerkamer en ze stak heel voorzichtig het licht aan. Maar het kindje was wakker en het lachte. Ze zag ons staan en ze trappelde met haar voetjes en ze praatte. Ze vertelde ons een heel plezierig, vrolijk verhaal. "Dedi-ded-ded-deddie", zei het Engelse kind. En ik konstateerde vermaakt, dat haar eerste woord toch een volmaakt Engels woord was.
"Maar haar moedertaal leert ze ook," zei de moeder resoluut. "En is ze niet lief, Tante Stance?" "Ze is een engel," vond ik eerlijk, "ik ben zo niet, wanneer iemand mij midden in de nacht wakker maakt. En ze lijkt op je moeder, Fieneke!" Terwijl we in de kamer nog even de lof zongen van de kleine logee, keek ik naar 't nichtje waar ik altijd zo erg veel van had gehouden. Nu was ze grootmoeder en voor mij was ze nog precies dezelfde van dertig jaar geleden toen ze op het gym zat en mij brieven schreef. Alleen was er iets in haar gerijpt, vervolmaakt. Is het werkelijk het kleinkind, dat een vrouw pas helemaal doet opbloeien?

Het is het kleinkind, dat ons brengt tot jonge dingen. Tot het haken en breien van jasjes en mutsjes en kruikezakjes. En voor het foto-album van het kleinkind hebben de grootouders dikwijls meer tijd dan ze hadden voor het album van eigen kroost. Het is het kleinkind, dat jonge grootouders noopt tot nieuwe studie. Zoals het Deense kleinkind van kennissen, dat juist begint te praten.
"En ze verstaat me uitstekend, en ik versta haar ook we]," zegt de grootmoeder wat aarzelend,
"maar ik versta voornamelijk Deense kindertaal. Sommige woorden zijn hetzelfde, maar af en toe hebben ze toch een andere betekenis. Zoals laatst, toen was ik met haar in Kopenhagen de eendjes gaan voeren en ze riep maar van Mammam, Mammam! Ik sprak haar toen vriendelijk en geruststellend toe, ik zei dat we dadelijk naar Mamma zouden gaan, maar het hielp me niets, kleine Helga hield maar vol! En thuis vertelde ik aan mijn dochter, hoe ze om haar geroepen had... Ze riep maar om haar Mamma... zei ik. En laat mijn dochter me nu vertellen dat 'mammam ' een kinderwoord voor eten is!" Wij, die geluisterd hadden, lachten. We zagen het immers voor ons, de fiere Hollandse grootmoeder achter het klapwagentje door Kopenhagen. En het kindje, dat ook zo graag iets te eten wilde hebben - net als de eendjes! - "Ja, ik kom er véél," bekende de grootmama, "en we doen er tegenwoordig met de trein twee uur korter over. Heerlijk! Maar dat Deens... Het is een grappige taal, weet jullie? Toen ik er onlangs was, had ik van overgrootma een jurkje bij me voor Helga. Natuurlijk moesten mijn dochter en ik het haar aanpassen. "Wat ben je mooi...", zei ik. En toen ging Helga voor de spiegel staan en draaide zo eens rond en riep heel verrukt: "fine dame!" "Ik heb," zo besloot ze haar verhaal, nadat wij uitgelachen waren over de fine dame in Kopenhagen, "nu een linguaphone-cursus besteld..."

Ach ja vrouwen, ze doen van alles... voor hun kleinkind.

CONSTANCE HAZELAGER