"O mevrouw, zo'n heerlijke
jongen," zei de stem van mijn werkvrouw aan de telefoon. Ze had niet
kunnen wachten tot overmorgen. Meteen al had ze me haar blijde nieuws moeten
melden: ze had een kleinzoon.
"Ik heb hem op schoot gehad, en
't is precies onze Cor mevrouw. 't
Was, alsof ik hem als klein kindje weer vasthield. Net zulke handjes, net
zo'n kuiltje in z'n kin..."
Ik feliciteerde.
"U
krijgt een kaartje, Cor is ze gaan bestellen, hij
heeft me even op de brommer thuisgebracht," vertelde de werkvrouw.
"Ze krijgen een cadeautje," beloofde ik,
"hoe heet de kleinzoon, mevrouw Visser?"
"Ronald. Ze noemen hem Ronnie,"
de stem van mevrouw Visser klonk een beetje onzeker. "Ik had wel graag
gehad dat Cor z'n oudste
naar zijn vader had genoemd, maar bij haar thuis hebben ze daar zeker op tegen.
En voor mij blijft hij gelijk, mevrouw. Of het nu Ronald is of
Huibertus. En Ronnie is toch wel
een lieve naam."
"Jazeker," zei ik tegen mijn geweten in, want
er zijn tegenwoordig zo erg veel Ronnie's en
Yolanda's in de nieuwe buitenwijken waar
Cor van mevrouw Visser woont in een flat waar ik alles van
weet. Ik weet wat de t.v. kost en dat Cor - handige duvel!
- de gepolitoerde tafel cadeau heeft weten te krijgen van de firma waar hij het
toestel bestelde.
"Een meubel van zestig gulden", zei mijn werkvrouw. Ik weet van de wieg en van de wagen met het wagendekje waarover een hele familierel is geweest, want wie gaf die wagen nu? Beide a.s. grootmoeders hadden het aangeboden!
Het verschijnen van de kleinzoon, die hoe langer hoe meer op Cor ging lijken, was mij welkom. Inplaats van burenruzies en familievetes die mij vroeger uitvoerig werden meegedeeld, kreeg ik nu verhalen over Ronneke, zijn gewicht, zijn voeding. De eerste kiekjes die Cor met zijn nieuwe fototoestel maakte ("Honderd en vijftig gulden mevrouw, maar het is natuurlijk zo erg belangrijk en ze vinden het zo leuk voor later") werden mij getoond. Mijn werkvrouw is precies zo'n grootmoeder als alle andere grootmoeders. Haar eerste kleinkind is een even groot wonder als alle andere kleinkinderen.
Misschien bewondert en bemint zij haar Ronnie wat ongeremder dan mijn nichtje het haar eerste kleindochter doet, omdat ze nu eenmaal in alles ongeremder is, in de ruzies met de buren en de liefde tot de vroegere buren. Maar ik geniet van dat grootmoederschap, dat ik van zo nabij zie ontbloeien. Want mijn nichtje woont zo ver weg in Surrey in Engeland en haar kleinkind is een Engels kleinkind. "Maar wij," schrijft ze, " Fieneke en ik, wij spreken konsekwent Hollands met Liesbethje. En het is zo heerlijk dat we ook tussendoor met haar kunnen spelen en praten, want Fieneke heeft het boek van Spock en dan mag alles. Maar volgende week moet ik naar Londen voor een bril - heb jij al een bril zeg? - want het wandkleed dat ik voor Liesbethje maakte dat heeft de deur dicht gedaan, mijn ogen zijn beslist achteruit gegaan. Wanneer je Oma bent, kun je je wel een bril veroorloven, vind je niet?"
En na die mededeling volgt dan weer een loflied op het nieuwe mensenkind. "Fieneke belde me op uit de kraamkamer in het ziekenhuis, en ik hoorde Liesbeth huilen. Dat huilen van een pas-geboren baby, dat herinnerde ik me eigenlijk alleen van de eigen bevallingen. Je weet niet, wat dat is "je kleindochter te horen huilen!"
En ik stuurde mijn gelukwensen naar de jonge ouders en de
jonge grootouders. Uit de verte leefde ik mee, en ik wist hoe de kleine
Liesbeth in een Hollands garen truitje met een Hollandse
pakluier om, in haar Engelse "cot" zou
liggen, onder het wandkleed met de oude Hollandse versjes, waar haar grootmoeder
nu definitief haar ogen op bedorven had. Wat bofte ik, toen ik op bezoek bij de
Hollandse overgrootouders ter gelegenheid van een verjaardag, mijn nichtje en
haar dochter ontmoette, die even over waren gekomen met het kleinkind. "En
u moogt haar zien," zei de jonge moeder genereus
en ze liep heel zachtjes voor me uit de trap op naar de logeerkamer en ze stak
heel voorzichtig het licht aan. Maar het kindje was wakker en het lachte. Ze
zag ons staan en ze trappelde met haar voetjes en ze praatte. Ze vertelde ons
een heel plezierig, vrolijk verhaal. "Dedi-ded-ded-deddie",
zei het Engelse kind. En ik konstateerde vermaakt,
dat haar eerste woord toch een volmaakt Engels woord was.
"Maar haar moedertaal
leert ze ook," zei de moeder resoluut. "En is ze niet lief, Tante
Stance?" "Ze is een engel,"
vond ik eerlijk, "ik ben zo niet, wanneer iemand mij midden in de nacht wakker
maakt. En ze lijkt op je moeder, Fieneke!" Terwijl
we in de kamer nog even de lof zongen van de kleine logee, keek ik naar
't nichtje waar ik altijd zo erg veel van had gehouden. Nu
was ze grootmoeder en voor mij was ze nog precies dezelfde van dertig jaar
geleden toen ze op het gym zat en mij brieven schreef. Alleen was er iets in
haar gerijpt, vervolmaakt. Is het werkelijk het kleinkind, dat een vrouw pas
helemaal doet opbloeien?
Het is het kleinkind, dat ons brengt tot jonge dingen.
Tot het haken en breien van jasjes en mutsjes en kruikezakjes.
En voor het foto-album van het kleinkind hebben de
grootouders dikwijls meer tijd dan ze hadden voor het album van eigen kroost.
Het is het kleinkind, dat jonge grootouders noopt tot nieuwe studie. Zoals het
Deense kleinkind van kennissen, dat juist begint te praten.
"En ze
verstaat me uitstekend, en ik versta haar ook we],"
zegt de grootmoeder wat aarzelend,
"maar ik versta voornamelijk Deense kindertaal.
Sommige woorden zijn hetzelfde, maar af en toe hebben ze toch een andere
betekenis. Zoals laatst, toen was ik met haar in Kopenhagen de eendjes gaan
voeren en ze riep maar van Mammam, Mammam! Ik sprak haar toen vriendelijk en
geruststellend toe, ik zei dat we dadelijk naar Mamma zouden gaan, maar het
hielp me niets, kleine Helga hield maar vol! En thuis
vertelde ik aan mijn dochter, hoe ze om haar geroepen had... Ze riep maar om
haar Mamma... zei ik. En laat mijn dochter me nu vertellen dat 'mammam
' een kinderwoord voor eten is!" Wij, die geluisterd hadden,
lachten. We zagen het immers voor ons, de fiere Hollandse grootmoeder achter
het klapwagentje door Kopenhagen. En het kindje, dat ook zo graag iets te eten wilde
hebben - net als de eendjes! - "Ja, ik kom er véél," bekende de grootmama,
"en we doen er tegenwoordig met de trein twee uur korter over. Heerlijk!
Maar dat Deens... Het is een grappige taal, weet
jullie? Toen ik er onlangs was, had ik van overgrootma
een jurkje bij me voor Helga. Natuurlijk moesten mijn
dochter en ik het haar aanpassen. "Wat ben je mooi...", zei ik.
En toen ging Helga voor de spiegel
staan en draaide zo eens rond en riep heel verrukt: "fine
dame!" "Ik heb," zo
besloot ze haar verhaal, nadat wij uitgelachen waren over de fine
dame in Kopenhagen, "nu een linguaphone-cursus
besteld..."
Ach ja vrouwen, ze doen van alles... voor hun kleinkind.